Afbeelding
Foto: Martin Prick

Een kleine bloemenweide aan de Donkse brug

Human Interest

Beek en Donk - Wie van de Donkse brug de Koppelstraat inloopt, passeert aan de linkerhand een drietal witte woningen, die hoog boven de weg uittorenen. Dit zijn voormalige brug- en sluiswachterswoningen, die er al sinds 1959 staan. Hun tuinen liggen dus ook hoog. Een natuurstenen wand zorgt ervoor dat het zo blijft.

Tuindorp
Eén van die voormalige brugwachters woont al vanaf 1960 in de middelste van de drie huizen. Zijn tuin met die hoge muur grenst aan het eerste stukje Koppelstraat. Die muur staat op eigen grond, maar ook het stukje grond tussen de muur en het trottoir hoort gedeeltelijk bij de sluiswachterswoning. “Vroeger hebben er wel klimplanten gestaan, die de afscheiding gedeeltelijk bedekten, maar daartussen was het een rommeltje”, vertelt gepensioneerd sluiswachter Jos Biemans (86). Hij woont er samen met zijn vrouw Diny en heeft behalve twee kinderen ook nog vijf kleinkinderen èn vier achterkleinkinderen. Jos nam zich voor wat aan het ‘rommeltje’ te doen. Al voor het 25ste jaar kweekt hij in het voorjaar uit zaad kleine plantjes van het ras Cosmea, waarvan hij er vervolgens tussen de 350 en 400 uitplant in het taps toelopende stukje niemandsland. Op het moment zijn ze nog erg klein, omdat Jos ze dit jaar al voor de derde keer heeft geplant. Droogte en ander onheil was de eerste twee keren de oorzaak voor het niet aanslaan van de plantjes. Veel mensen uit Donk kennen Jos en zijn er erg blij mee, dat hij ervoor zorgt dat de term tuindorp ook bij de Donkse brug met recht gebruikt mag worden.

Willem
Het uitzicht vanuit de huizen is erg veranderd. Voor deze drie hoge woningen lag namelijk sluis zes, pal naast de smalle Donkse brug. De sluis zorgde voor het opvangen van het verval van de Zuid-Willemsvaart tussen Donk en Beek, dat veel léék, maar toch maar 2,20 meter wàs. Schepen vanuit de richting Den Bosch moesten 2,2 meter worden ‘opgetild’ om verder te kunnen varen naar sluis zeven tussen Aarle-Rixtel en Helmond. Bij die laatste sluis ligt overigens de oude Donkse brug, dus voor de nostalgisten onder ons: Ga daar eens kijken. Het kanaal is gegraven tussen Maastricht en Den Bosch in de tijd, dat België nog aan het ontstaan was. Voor een groot deel loopt het daarom vanuit zijn beginpunt over Belgisch grondgebied, om ten zuiden van Weert, Belgisch Limburg te verlaten om Noord-Brabant te ontsluiten richting de Maas. Het laatste stukje van het kanaal ligt in de binnenstad van Den Bosch, maar dat wordt niet meer bevaren door de beroepsvaart. Net voor het eindpunt verbindt het nieuwe Maximakanaal de Zuid-Willemsvaart met de Maas. Waarom Zuid-Willemsvaart? Omdat er ook een Noord-Willemskanaal is tussen Assen en Groningen! Je zou in de war kunnen komen met al die Willemen…

Redder in de nood
Verhalen zijn er dan natuurlijk te over als je zo’n 25 jaar de brug en sluizen hebt bediend. Alles moest met de hand gebeuren en vereiste veel kracht en oplettendheid. Behalve het bedienen van brug en sluis, verleenden de brugwachters hand- en spandiensten aan de schippers. Zij voeren met hun kempenaars, duwboten en andere boten met kleine diepgang de sluis binnen en moesten worden vastgelegd. De lijnen, waarmee de schepen met de wal waren verbonden, dienden te worden gevierd of ingenomen naar gelang het schip steeg of daalde in de sluis. De sluisdeuren zaten onder water en werden opgetrokken door middel van tandwielkasten met een vertragingsmechanisme. Als je ze liet zakken moest een pal worden losgegooid en denderde de deur onder water naar beneden. Met een soort handrem werd voorkomen dat er schade ontstond aan de sluisdeuren. Ook de brug werd met de hand omhoog gedraaid. “Op een keer”, vertelt Jos, ”liep er een hond tegen de brug op terwijl die al gedeeltelijk omhoog stond. Na enige tijd hing er een angstige hond met zijn voorpoten aan het randje van de steile brug. We hebben de brug toen maar wat laten zakken om de hond de kans te geven weg te komen”. In de zomer moest de sluis worden geopend voor hele ladingen jachtjes. “Soms waren de eigenaren niet zo bedreven en werd één van die jachten niet goed vastgelegd. Als dan het water de sluis instroomde begon zo’n jacht in de rondte te tollen en moesten we het water wat temmen door een deur te sluiten”, legt Jos uit.

Zonde
Tegenwoordig is alles anders. Sluis 6 is verplaatst richting Beek en wordt bediend vanuit Schijndel. Sluis- en brugwachter is een uitgestorven beroep, want vanuit een klein kantoor worden tot wel tien bruggen en sluizen op afstand bediend. “Wij hadden het vroeger goed”, mijmert Jos, ”er kwamen niet veel schepen en die er wel kwamen, kenden we allemaal. In de sluis was het gezellig, want je maakte tijdens het zogenaamde ‘schutten’ een praatje met de schippers en je hielp elkaar waar je kon. Dat maakte het beroep leuk. Vooral als je sluiswachter was, want wie alleen maar een brug moest bedienen kon ‘hallo’ roepen naar een passerende matroos en dan was het schip alweer voorbij”. De drie witte woningen staan er nog steeds als een herinnering aan vervlogen tijden. En wie goed kijkt, ziet langs de muur die de wachters scheidt van de gewone mensen een kleine bloemenzee, want alleen onkruid; dat is zonde!

Afbeelding
Afbeelding