Freeks vader, Albert Willem Unger, stierf aan ondervoeding en tropische ziekten. Hij ligt begraven in Thailand
Freeks vader, Albert Willem Unger, stierf aan ondervoeding en tropische ziekten. Hij ligt begraven in Thailand Foto: Ingezonden

Het heftige oorlogsverhaal van Aarlenaar Freek Unger

Historie Algemeen

Aarle-Rixtel - De 80-jarige, stoere oud-marinier Freek Unger uit Aarle-Rixtel stond donderdag 20 juli met een brok in zijn keel. Burgemeester Frank van der Meijden overhandigde hem in het gemeentehuis het MOK (Mobilisatie Oorlogskruis).De onderscheiding is 70 jaar na dato postuum toegekend aan Freeks vader Albert Willem Unger. Hij stierf tijdens de Tweede Wereldoorlog als krijgsgevangene van de Jappen. Het is zeer uitzonderlijk dat een zoon, met zo'n respectabele leeftijd, een onderscheiding in ontvangst kan nemen, die bedoeld is om zijn vader te eren. DeMooiLaarbeekKrant luistert ademloos, als Freek Unger vertelt over het lot van zijn vader en hoe hij zelf zijn leven op de rails kreeg na alles wat hij meemaakte in Nederlands Indië. Freek zelf was als 6-jarig jongetje getuige van gruwelijke taferelen in diverse Jappenkampen.

Albert Willem Unger
"Mijn vader", zo begint Freek zijn verhaal, "werd op 13-10-1907 geboren in Dordtrecht. In 1936 trouwde hij met mijn moeder, Charlotte Kraeft. Het paar vertrok al snel naar Nederlands-Indië. Ze gingen wonen in Makassar (Celebes-Sulawesi). "Daar zijn mijn jongere zusje Helga en ik geboren. Toen mijn vader een baan kreeg bij de NV Borsumij, verhuisden we naar Soerabaja. Vader was geen beroepsmilitair, maar zou in geval van oorlog opgeroepen kunnen worden. Die oproep kwam sneller dan gedacht. Japan viel in 1941 Nederlands-Indië binnen. Er volgde een algehele mobilisatie, waarbij mijn vader als sergeant werd ingelijfd bij het KNIL (Koninklijk Nederlands Indische Leger) op Soerabaja. Ik herinner me mijn vader als een vriendelijke man met een imposant postuur. Hij had een lengte van twee meter en vier centimeter! Voor mijn vijfde verjaardag kocht hij een prachtig glanzende, blikken trapauto."

Nederlands-Indië in handen van de Jappen
"De oorlog tegen de Jappen was kort maar hevig. Het KNIL moest in 1942 capituleren. KNIL-soldaten werden met hun gezinnen geïnterneerd in kampen. In datzelfde jaar moesten we gedwongen afscheid nemen van vader. Op een dag verschenen er vrachtauto's bij de ingang van het kamp. Met veel kabaal en geweld werden alle mannen opgetrommeld en letterlijk naar de vrachtwagens geslagen door de Jappen. Ik zal dat beeld nooit vergeten. Vrouwen en kinderen konden slechts machteloos toezien. Mannen die nog een laatste groet aan hun vrouw wilden brengen, kregen klappen met dikke knuppels. Mijn vader stak, met zijn rijzige gestalte boven alles en iedereen uit. Een Jap, met de bajonet op zijn geweer, prikte hem nog in zijn rug om hem tot meer haast aan te zetten."

"Dit is het allerlaatste beeld, dat ik nog van mijn vader heb, zucht Freek. "Later hebben we vernomen dat hij eind 1942 is verscheept naar Singapore en te werk is gesteld aan de beruchte Birma-Siamspoorweg. Bij km 172, kamp Kansayok is hij gestorven door ondervoeding, tropische ziekten en de barbaarse behandeling door de Jappen. Duizenden krijgsgevangenen vonden hier de dood. Mijn vader ligt begraven in Thailand op het Kanchanaburi War Center, vak 5 rij B nummer 40. Op de herdenkingsmuur bij Bronbeek in Arnhem staat ook zijn naam en als daar één voor één alle namen worden voorgelezen, dan schiet er toch weer een brok in mijn keel", bekent Freek.

Ontberingen in een Jappenkamp
"Onwetend over het lot van mijn vader bleven mijn moeder, mijn zusje Helga en ik, achter in het interneringskamp. In het kamp heerste de dood. Om me heen zag ik volwassenen en kinderen sterven. Ook ik werd vreselijk ziek, maar mijn moeder weigerde me te laten verzorgen door zo'n 'Jappendokter'. Dat kon ze zelf wel en ik kwam er wonder boven wonder weer bovenop. Mijn zusje Helga niet. Zij stierf op 11 november 1943. Ze was nog maar vier jaar. Vier Japanse schildwachten droegen haar weg om begraven te worden. Alleen mijn moeder mocht daar bij zijn. Mijn zusje is begraven op Soerabaja buiten de erevelden.

Eten kregen we in het kamp nauwelijks. Op het laatst was het niet meer dan een soort stijfsel, met wat erin. Op allerlei manieren probeerde je in het kamp te overleven. Je zorgde ervoor dat je opviel als het voordeel opleverde, je gedroeg je onopvallend als dat beter uitkwam. Een strategie die me later ook goed van pas zou komen! Een Nederlandse schooljuffrouw schreef met stokje letters in het zand en veegde ze vlug weg als er een Jap in de buurt kwam. Verder herinner ik me dat we moesten buigen voor iedere Jap die we tegen kwamen en als je dat niet deed, kreeg je een verschrikkelijke afranseling. Het hele kamp bestond uit vrouwen en kinderen tot 10 jaar. Sommige Japanse bewakers toonden verschijnselen van menselijkheid. Van hen kreeg je wel eens een handjevol pinda's, of een pisang. Maar er gebeurden ook heel verschrikkelijke dingen: Gevangenen werden afgeranseld of doodgeslagen. Als kind heb ik meermalen gezien, hoe iemand met één zwiep van het zwaard werd onthoofd."

Ondertussen buiten het kamp
De oorlog in Europa was inmiddels afgelopen. Door de bommen op Hiroshima en Nagasaki, capituleerde Japan. "Ik herinner me", zo gaat Freek verder, dat onze kampcommandant zich op een dag heel nederig opstelde. Hij boog voor de gevangenen en vertelde over de capitulatie. Van de ene op de andere dag veranderde hij van een barbaarse vijand in een vriendelijke beschermer. De situatie buiten het kamp was levensgevaarlijk, want vrijheidsstrijders schoten met buitgemaakte wapens op alles wat Westers was. Toch lukte het mijn moeder om met mij terug te keren naar Celebes. Zij trouwde daar met een Chinese arts, dokter Tjan, die een tweede vader voor mij werd. We bleven tot 1948 op Celebes en keerden met z'n drieën terug naar Nederland. Daar werd mijn halfbroer geboren. Na enige tijd zijn mijn moeder en Dr.Tjan met mijn halfbroer teruggekeerd naar Celebes, mij als 'wees', achterlatend in een land dat ik alleen van verhalen kende.

"Van alles heb ik gedaan om mijn leven op te bouwen", glimlacht Freek. "Ik woonde bij gastgezinnen of zat op kostschool en wist ondanks mijn gebrekkig onderwijs tot nu toe, mijn Mulo-diploma te bemachtigen. Als zestienjarige, monsterde ik aan op een vrachtschip. Daarna volgde ik bij het Korps Mariniers een opleiding tot beroeps Marinier. In die hoedanigheid maakte ik op HRMS 'De Ruyter', reizen over de hele wereld. Ik heb zelfs het voorrecht genoten om uitverkozen te worden als lid van de persoonlijke beveiliging van koningin Juliana en Prins Bernhard. Mijn vader zou ongetwijfeld trots op me zijn geweest!"

Waarom dit verhaal
Bij herdenkingen wordt volgens Freek vaak de nadruk gelegd op de gruwelijkheden die in Europa plaats hebben gevonden. Wat in Azië gebeurd is, wordt als 'ver van mijn bed' en daardoor als minder heftig ervaren. Het levensverhaal van Freek en zijn vader bewijzen het tegendeel en verdienen het om doorgegeven te worden aan volgende generaties.

Freek gaat er tijdens dit interview terecht prat op dat een extreme drang om te overleven, hem geholpen heeft om zijn leven tot een succes te maken. Toch is ook hij niet ontkomen aan PTS (Post Traumatisch Syndroom). Op latere leeftijd, openbaarde zich, dat de gruwelijkheden uit zijn jeugd hem niet onberoerd hebben gelaten. Hij moest vroegtijdig het arbeidsproces verlaten. Terwijl hij oogcontact zoekt met zijn vrouw Has, zegt hij relativerend: "Ik mag dan wel een grote stoere oud-marinier lijken, maar ik heb ook een ziel!"

Redacteur: Jac Babin
Fotograaf: Marcel van de Kerkhof (Beek en Donk)

Freek is nog in het bezit van de sigarettenetui van vader Albert Willem Unger
Freeks zusje, Helga Unger, stierf op 4-jarige leeftijd in het Jappenkamp
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding