Afbeelding
Foto: Ingezonden

Laden en lossen in Lieshout

Door Jos Bekx en Paul van de Wiel

Rijkswaterstaat zet de gemeente Lieshout in 1917 voor het blok. "Als jullie een kade willen voor het laden en lossen van schepen, moet je dat nu zeggen, dan blijft de dijk daar lager. Anders wordt die net zo hoog als overal en kunnen we achteraf geen kade meer aanleggen." Mopperend kiest de gemeenteraad eieren voor zijn geld. Daarop geeft de minister een voorlopige vergunning af voor een kade bij piketpaal 660, iets westelijk van de huidige loswal van Bavaria.

Aanlegvergunning
Een voorwaarde is wel dat de kade en de wegen erheen bestraat worden. De gemeente laat weten geen wegen met harde klinkers te willen; alles er omheen gaat zo meer kosten dan de hele loswal zelf. Het ministerie verwerpt dat bezwaar en belooft rekening te houden met de financiƫle toestand van Lieshout. De definitieve aanlegvergunning wordt afgegeven op 19 februari 1919. De bestrating mag uitgesteld worden tot de gemeente genoeg geld heeft. De aanleg wordt gegund aan de firma J. van den Heuvel te Lieshout voor f 9900. Als enkele jaren later de bestrating geregeld wordt, blijkt deze nog eens f 5580 te kosten.

Havengelden
Op 15 januari 1921, nog voordat het kanaal geheel is geopend, komen de eerste schepen vanuit de Zuid-Willemsvaart hun vracht in Lieshout lossen. Om de investering terug te verdienen stelt de gemeenteraad havengelden in. De raad is iets te inhalig, want al na een paar jaar regent het protesten. De schepen worden aangeslagen op het totale tonnage, terwijl er in Lieshout vaak slechts een kleine hoeveelheid gelost wordt. Niet alleen de verladers zoals de CHV en de NV Koopvaart Beurtvaart Maatschappij, maar ook de schippers zelf hebben hier problemen mee. Veldwachter Verstappen die het havengeld moet ophalen ontsnapt een keer ternauwernood aan de dood als een boze schipper hem met een breekijzer te lijf gaat.
Er ontstaat nog een probleem. Rijkswaterstaat geeft aan particulieren vergunningen af om te lossen op 1 km of meer buiten de officiƫle losplaatsen. Veel schippers maken daar gebruik van. De inkomsten uit havengelden dalen daardoor dramatisch, tot ver onder de f 640 die jaarlijks betaald moet worden aan rente en aflossing. De gemeente besluit in de aanval te gaan en vraagt in december 1928 toestemming om een tweede loswal aan te leggen, bij de Deense Hoek, waar veel 'illegaal' wordt gelost. Dan kan de gemeente ook daar havengeld heffen. Het ministerie antwoordt positief en geeft een perceel van ruim vier hectare in gebruik.

Economische crisis
Dan wordt ook Lieshout getroffen door de economische crisis van de jaren 30. De gemeenteraad besluit voorlopig af te zien van grote investeringen. Als de overheid toch aandringt om de tweede losplaats aan te leggen, vraagt de raad om de toezegging dat er geen vergunningen meer verleend worden voor 'vrije' losplaatsen. De Minister wijst deze toezegging van de hand. Daarop schrijft burgemeester Mostermans dat de gemeente geen gebruik zal maken van de nieuwe loswal. Ook de oude loswal is niet meer nodig en de havenvergunning van Lieshout mag ingetrokken worden. De minister is daartoe alleen bereid als de gemeente de loswal op eigen kosten opruimt. Het gemeentebestuur vindt die kosten te hoog en kiest in 1935 voor het opknappen van de oude loswal. Die is daar na vijftien jaar hard aan toe.

Dertig jaar later ligt de loswal er treurig bij. Er wordt nauwelijks gebruik van gemaakt. De gemeente probeert nog om Bavaria te interesseren, maar de brouwer geeft de voorkeur aan een eigen kade. Als in 1973 door schippers geklaagd wordt over planken die uit de loswal losgeraakt zijn en in de scheepsschroeven komen, besluit de gemeente de loswal op te heffen.