AOW en aanvullend pensioen, onterecht op één hoop

Sinds 1957 kennen we in Nederland een basispensioen: de AOW. Deze wordt via een omslagstelsel gefinancierd; er wordt dus niet voor gespaard. Dat betekent dat de AOW-premie die van uw salaris werd ingehouden toen u werkte, werd gebruikt voor de AOW van de 65-plussers van toen. De huidige werkenden betalen premie waarmee de AOW voor de huidige gepensioneerden wordt gefinancierd. De AOW die uw kinderen ontvangen na hun pensionering, moet worden opgebracht door de mensen die dan werken.

Voor het aanvullend pensioen sparen werknemers (samen met hun werkgevers) wel zelf. Elke maand wordt een deel van het loon als pensioenpremie in een pensioenfonds gestort. Het fonds beheert het spaargeld en als u met pensioen gaat, krijgt u uw aanvullend pensioen uitgekeerd. Dat collectief sparen doen onze pensioenfondsen goed met een gemiddeld jaarlijks rendement van zo'n 7%. Nederland heeft inmiddels de relatief grootste pensioenreserve ter wereld. Geen reden dus voor de pensioenpaniek die de politiek creëert en door de media haast kritiekloos wordt verspreid.

Over de betaalbaarheid van de AOW wordt mijns inziens ook onnodig paniek gecreëerd. De betaalbaarheid ervan zou onder druk staan vanwege de vergrijzing. Daarom schuift de AOW-leeftijd op en wordt er gestudeerd op het fiscaliseren van de AOW. De voorstanders hiervan stellen dat er steeds minder werkenden zijn die de AOW voor steeds meer gepensioneerden moeten opbrengen en daarom zou het 60 jaar oude stelsel niet meer houdbaar zijn. Dit noem ik een 'alternatief feit'.

Feit is namelijk dat in 1957 de verhouding werkenden - niet-werkenden veel ongunstiger was. Tegenover elke werkende stonden toen twee niet-werkenden. De gezinnen telden meer kinderen en in de meeste gevallen zorgde moeder voor het huishouden en vader voor brood op de plank. De verhouding van toen is thans gehalveerd: tegenover elke werkende staat nu nog maar een niet-werkende.

De onhoudbaarheid van ons AOW- en aanvullend pensioenstelsel is geen natuurverschijnsel, maar een politieke keuze. Net zoals het een politieke keuze is om een betaald vaderschapsverlof van drie maanden in een verkiezingsprogramma op te nemen.

Frans Slangen, voorzitter KBO-Brabant