Leven na de dood

Afgelopen maandag namen we definitief afscheid van mijn lieve schoonvader. Het is moeilijk om erover te schrijven omdat het zo vers is, we hem zo lief hadden en zijn vrouw vorig jaar overleed.

In een emotionele periode komen de beste en de slechtste eigenschappen van mezelf naar boven. Van intens verdriet tot onbedaarlijke lachpartijen met de flauwste grappen. Van complete stilte tot enorme woede-uitbarstingen en van gigantische ruzies tot onvoorwaardelijk diepe liefde. Manlief en ik hebben elkaar weer beter leren kennen.

Samen zitten we aan tafel en bespreken de gebeurtenissen van afgelopen tijd. De dood van een ander doet meteen denken aan sterfelijkheid van geliefden die er nog zijn en natuurlijk het sterven van jezelf. Al jaren hangt donorschap als een heet hangijzer boven onze relatie. Het lijkt mij geweldig om na mijn dood mijn organen af te staan aan mensen die dan weer beter verder kunnen. Manlief heeft hier moeite mee. Heel lang dacht ik dat hij bang was dat ik onherkenbaar in de kist zou liggen, maar de reden van zijn angst is het vertrouwen dat het allemaal op een nette manier gebeurt.

Ik ben misschien naïef en sta niet stil bij wat er met mijn lichaam gaat gebeuren als ik een codicil teken. Verhalen dat een levend lichaam meegenomen wordt naar een operatietafel en dat je een dode persoon terug krijgt lijken eng. Maar is dat zo? Ik heb het vertrouwen dat ze mijn geliefden dan goed zullen begeleiden.

Daarom heb ik lang gezegd dat, mocht ik overlijden, ze maar over mij moeten beslissen wat ze willen. Ik ben er dan niet meer en zij moeten verder. Dat neemt niet weg dat ik donorschap echt een soort leven na de dood vind.

Over onze laatste bestemming zijn we het beiden eens. Begraven worden, al begin ik steeds meer te twijfelen of ik dat wel op een kerkhof wil. De graven van mijn grootouders liggen prachtig in het groen, maar ik bezoek ze zelden. De serene rust van een oud kerkhof is natuurlijk prachtig, maar het onderhouden van een graf wil ik mijn kinderen niet opleggen.

Geef mij maar een mooie plek in de natuur, waar dieren en planten me weer opnemen. Waar uit mij weer nieuw leven kan ontstaan. Dat voelt, naast een codicil, als leven na de dood.