Martinus van de Heuvel ('De Slachter')
Martinus van de Heuvel ('De Slachter') Foto:

Tinuske de Slachter

Redacteur: Marie-Christine van Lieshout

Mariahout – De dagen worden langer en kouder. Slachtmaand november is bijna voorbij. In de koude maanden van halverwege oktober tot halverwege maart werden vroeger dieren geslacht. Tinuske de Slachter, geboren in 1910 en gestorven in 1993, was thuisslachter. Zijn zoon Leo van den Heuvel vertelt over zijn vader.

Martinus van den Heuvel ofwel Tinuske de Slachter
"Op zolder heb ik nog slachtgerei van ons pap liggen", vertelt Leo van den Heuvel. "alles behalve het schietmasker, want daar heb je een vergunning voor nodig." Leo, die in de volksmond ook wel Leo de Slachter genoemd wordt, stamt uit een groot gezin met de wortels in Mariahout. "Ons pap woonde al in Mariahout voordat het dorp zo heette. Hij is geboren in de Broeksteeg en trouwde in 1937 met Martina Schepers, die op de Broek-Sonseweg woonde", lacht Leo. "Wij zeiden altijd, ons pap kon op de step naar de meid." Tinuske had een klein boerenbedrijf maar schoolde zichzelf als huisslachter. Hij en zijn kinderen kregen al snel de bijnaam 'De Slachter', want in het dorp had je meer grote gezinnen die 'Van den Heuvel' heetten. Zo waren families beter uit elkaar te houden. Martina en Tinuske kregen veertien kinderen, waarvan een groot aantal betrokken is (en is geweest) in het verenigingsleven van het dorp Mariahout.

Op de fiets huis-aan-huis slachten
In de zomer was Tinuske rietdekker. Hij dekte daken van huizen met riet en stro. Halverwege oktober was het weer koud genoeg om de slacht aan te vangen. Leo mocht wel eens met zijn vader mee. "Elke familie had minstens één varken dat vetgemest werd. Vriezers en koelkasten waren er nog niet, dus de koude maanden moesten wel gebruikt worden voor de slacht", vertelt Leo. "Het hele gezin werd ingezet om het vlees gereed te maken voor consumptie. Voordat het dier gedood werd was er een keuring. Daarna werd het dier doodgeschoten en de halsader doorgesneden zodat het bloed eruit liep. Niets van het dier ging verloren. Zelfs het bloed werd opgevangen voor het bereiden van bloedworst." De vrouwen hadden vooraf vele liters water warm gestookt, omdat met heet water de haren van een varken er beter af gingen. Het varken werd geschoren en de ingewanden werden verwijderd. Dit deed Tinuske door het varken op een ladder te spannen. Het dier bleef daar minstens 24 uur hangen om uit te lekken en te versterven.

Inmaken van vlees
Nadat het varken minstens 24 uur gehangen had werd het 'afgekapt'; het dier werd in stukken verdeeld en door de vrouwen ingemaakt. Intensief werk. Vlees werd geweckt; gekookt en in potten luchtdicht bewaard. Hammen en spek werden drie tot vier weken in pekelbaden gelegd, waarna ze in de schouw gerookt werden. Alle onderdelen van het varken werden gebruikt. Darmen voor worsten en bijvoorbeeld haren voor kwasten. "Ons pap heeft tot halverwege de jaren '60 geslacht", vertelt Leo. "Op de fiets deed hij Mariahout, Lieshout en Gerwen aan. Mijn oudere broer André hielp vanaf begin jaren '50 ons pap bij de slacht. Hij was een jaar of veertien. Kinderarbeid was toen heel gewoon." Tegenwoordig is er geen slachter meer in de familie. Ze dragen alleen de bijnaam, gekregen door het beroep van Tinuske.

Martinus aan het werk. Op de voorgrond Ad v.d. Vossenberg. Foto genomen bij 1e huis aan de Rooijseweg 2
Familie van den Heuvel-Schepers (helemaal rechts Leo)