Nieuwe plaatsen

Het is me toch wat, het verhuizen binnen de klas. Geruchten, al voordat er daadwerkelijk sprake is van een gedachte om de klassenopstelling eens flink door elkaar te husselen. Geruchten die binnen een mum van tijd uitmonden in panikerende uitroepen: 'Neeeeeee, ik zit net zo fijn nu'. Daar tegenover staan ook de 'Yessen', waarna een licht kwetsend 'want ik vind… helemaal niet leuk' uit het spraakgat floept. 'Sorry, ik bedoel eigenlijk dat ik wel weer eens iets anders wil,' waarmee nog iets van de quote vergoeilijkt moet worden.

Dit gepingpong gaat zo een aantal daagjes door. Het is als de transferwindow in de winterstop bij het voetballen: veel gepraat om de gemoederen bezig te houden, weinig daden. 'Meester, heb je de plekken al klaar?' de vraag komt plots, op een vroege morgen bij binnenkomst. 'Euhm, plaatsen, wat bedoel je?' Natuurlijk is de meester bekend met de achterklap op de speelplaats en in de klas zo vlak voor een pauze of net na schooltijd. 'Nou, we krijgen toch nieuwe plekken?' vervolgt de leerling in kwestie stellig zijn vraag. 'Dan weten jullie meer dan ik!' Er ontstaat verbazing, verbijstering, verbouwerering (als dat een woord is) … 'Huh? Maar, maar iedereen zegt dat we dat gaan krijgen!!!' Tegelijkertijd draaien de snelst afgeleide koppen hun nek richting de rampanalyse die gaande is. De meest bemoeizuchtigen mengen zich, zonder ook maar even hun hersenen gekraakt te hebben, in het gesprek: 'Wat? Geen nieuwe plekken? Dat was toch al lang gezegd? Tenminste, dat zei Ramona', waarop Ramona als door een wesp gestoken reageert 'Ja, maar dat zei Wilco weer tegen mij,' waarna de slinger aan namen zijn weerga niet kent. Binnen no time is de originele vraag ontaard in een discussie met vele wijzende vingers, venijnige oordelen en teleurgestelde snoeten. Na zo'n 3 minuten modder smijten stampt de eerste leerling boos naar zijn plek, uitgepraat, moegestreden, onterecht veroordeeld. Zijn voorbeeld wordt snel gevolgd door zijn klasgenoten, op eentje na: 'Meester, we zouden toch nieuwe plekken krijgen?' piept-ie licht onzeker. 'Nu hebben we er zelfs ruzie over, dat is toch stom!' Terwijl hij terugloopt naar zijn plek en de klas langzaam maar zeker terugkeert naar de waan van de dag, geeft de meester inderdaad aan dat het jammer is dat er zo'n hevige discussie over moet ontstaan. Zonder verder iets te zeggen wordt de strijdbijl begraven en diept men de leesboeken op uit de laatjes. BOEM, een laatje valt compleet met inhoud uit de rails waarin het zich dagelijks op en neer beweegt. Men schrikt er van op. 'Wow, zelfs dat laatje is de plek waar die nu is beu. We moeten wel wisselen, meester!'