Helpend handje

Siem zit in groep een bij juffrouw Ilse. De juffen van groep een hebben dagelijks hulp nodig van de kinderen. Eerlijk komen alle kinderen regelmatig aan de beurt om ‘helpend handje’ te zijn van de juf. Als we Siem vrijdags uit school halen is het eerste wat ie zegt: ‘nog drie nachtjes slapen en dan ben ik helpend handje’. Als we hem toevallig nog op zondag zien herhaalt ie dit nog eens. Op zondagavond kan ie hierdoor niet in slaap vallen en op maandagochtend is ie om vijf uur al wakker. Zou de juf zich wel realiseren hoe spannend dit is voor de kinderen? "Oma, morgen ben ik helpend handje” zegt Siem trots. "Oh wat leuk Siem, wat mag je allemaal doen” vraag ik belangstellend. We mogen naast de juffrouw zitten, dan helpen we met fruitbakjes uitdelen. We ruimen mee op”. ‘Goh leuk “ zeg ik, ‘mag ik ook helpend handje zijn”? "Zit jij nog op school oma", vraagt ie. Nadat ik dit ontken antwoordt ie: "nee oma, dan mag dat niet". Als ie avonds bij ons is bedenk ik me dat ie me best even kan helpen met de tafel dekken. "Siem, wil jij dan nu ook oma’s helpend handje zijn?" vraag ik hem netjes. "Nee oma, dat doe ik alleen op school". Slechts een of twee weken later wanneer we hem uit school halen zegt ie direct heel enthousiast: “En oma, weet je wat ik morgen ben?” Natuurlijk kan ik dit wel raden maar ik speel het spelletje wel mee. “Nee Siem, dat zou ik niet weten, wat ben jij morgen?” vraag ik belangstellend. Vol trots zegt ie: ‘helpend handje mag ik zijn. En oma, wij zitten dan niet op een gewoon stoeltje maar op een speciaal krukje met vier houtjes. Daar kun je niet vanaf vallen”. In deze speciale corona-tijd helpen de ouders mee onderwijzen, zij zijn nu het helpend handje van de juf. Siem oefent letters met zijn moeder om er woorden van te maken. Het woordje ‘papa’ mag ie in letters benoemen : “Siem noem de letters eens één voor één” vraagt onze dochter. Netjes somt Siem op: “Puh, Aa, Puh, Aa”. “Goed zo Siem, en hoe zeg je dit aan elkaar als één woord? Zegt ie zonder aarzelen ‘hond’. Nieuwe poging, nu met tekeningen. “Siem, ik heb drie tekeningen, een huis, een bloem en een bal. Van een van deze drie noem ik de letters, mag jij zeggen welk woord het is”. Bu, ll, oe, mmm. Welk woord heb ik nu gezegd”? Zegt ie prompt ‘huis’. Het is maar goed dat na de meivakantie de school weer start. De juffen en meesters worden gemist.