Afbeelding

Column Wim Daniëls: Vroege contouren van Laarbeek

Algemeen Column

Zonder dat ik kon weten dat er ooit sprake zou zijn van de gemeente Laarbeek, waren het in mijn jeugd, zo rond 1970, toch vooral Beek en Donk, Lieshout, Mariahout en mijn geboorteplaats Aarle-Rixtel die mijn leefwereld vormden. Ik zat als puber wel in Helmond op school en een groot deel van mijn familie woonde er, maar ik struinde toch vooral door de plaatsen die later Laarbeek zouden vormen.

In Beek en Donk had je het zwembad, waar mijn vrienden en ik veel te vinden waren. Wat me daarvan nog het beste bijstaat, is de handstand van Beek en Donkenaar Jan van Schijndel. Jan was een gespierde bonk, die een grote blikvanger was in het zwembad. Om de haverklap ging hij op het grasveld op zijn handen staan en dan liep hij in die positie, dus op zijn handen, ook nog een paar meter rond, alsof het geen enkele moeite kostte. Als er indertijd een filmregisseur uit Hollywood toevallig een keer in het zwembad zou zijn geweest, zou Jan beslist een glansrijke Hollywoodcarrière hebben gehad, als stuntman, bodyguard of oorlogsheld.

Verder ging ik op zondagmiddag, ik was 15, in Beek en Donk ook geregeld dansen in wat ‘De Boerderij’ werd genoemd. Ik had er ook mijn eerste zoenervaring, maar uit privacyoverwegingen kan ik daar verder niet over uitweiden.

In Lieshout had ik mijn meeste vrienden zitten, onder wie een zoon van bakker Jan Rooijmans. Jan was al vroeg weduwnaar. Op een keer vroeg hij me een brief naar de koningin te sturen om beklag te doen over de geringe aandacht die de overheid voor weduwnaars had. Ik was toen al wel wat ouder dan 15. Ik weet nog dat Jan beslist in de brief vermeld wilde zien, in precies deze bewoordingen, dat een weduwman nergens ‘ovver d’n durpel’ kon komen. Ik heb toen natuurlijk wel gezegd dat de koningin die uitdrukking zo opgeschreven waarschijnlijk niet zou begrijpen, maar Jan bleef erbij: een weduwman kon nergens ‘over d’n durpel’ komen. Ik geloof niet dat het Koningshuis ooit geantwoord heeft.

In Lieshout kwam ik ook veel bij de sluis, waar de familie Biemans woonde. Johanna, de moeder des huizes, had altijd dezelfde spreuk paraat als ik er met twee van haar zonen opuit trok: ‘Veul plezier en gauw wer hier.’

In Mariahout kwam ik af en toe bij de familie Scheepers over de vloer, waar ze vier dochters hadden. Onlangs is een van die dochters, Corrie, op veel te jonge leeftijd overleden. Opa woonde nog bij hen in en moeder Door was weduwvrouw. Ik zie die opa nog zitten, in een leunstoel, zo’n stoel met twee dikke kussens waarvan je de rugleuning in drie standen kon zetten. Hij zat er als een goedmoedige veldheer te zitten.

Natuurlijk was ik het meest in Aarle-Rixtel zelf te vinden, maar daarover een andere keer meer. Want wat ik nu hier enigszins omslachtig probeer te zeggen, is dat de contouren van Laarbeek zich voor mij blijkbaar al vroeg aandienden.