Afbeelding
Foto: Marcel van de Kerkhof (B&D

Arnout van Eyndhouts van Aarle is grote inspiratiebron van Wim Daniëls ‘De twee mooiste plekken: Het Hagelkruis en het huis Ter Smisse’

Human Interest

Aarle-Rixtel - Half december trof De MooiLaarbeekKrant schrijver Wim Daniëls bij Het Hagelkruis in Aarle-Rixtel. Voorovergebogen op zijn racefiets was Wim de stad uitgefietst, op weg naar ‘zijn’ dorp. Het Hagelkruis en het huis Ter Smisse aan de Kerkstraat zijn favoriet. Maar komt hij weer in Aarle wonen? 

Arnout van Eyndhouts - Arnoldus Arlenius Peraxylus - is jouw grote inspiratiebron? 
“Ja, enorm. Hij werd in 1510, hier in Aarle geboren, in huis Ter Smisse. Hij ging op zijn elfde naar de Latijnse school in Den Bosch. Hij wilde naar de universiteit, maar die hadden we nog niet in Nederland. Moet je je voorstellen: die jongen uit Aarle - en ik ben op vierhonderd meter afstand van hem geboren - ging naar het buitenland. Hij ging eerst naar Leuven, toen naar Parijs, daarna naar Ferrara - studeerde Grieks en Latijn - en is in Italië de allerbelangrijkste bibliothecaris en boekenbewerker geworden. Hij raakte bevriend met een jongen uit Gemert die de allerbelangrijkste drukker werd in het Italië van de zestiende eeuw. Hoe bijzonder! Bovendien was Arnout een jongen met een goede inborst. Hij wilde boeken toegankelijk maken en was een humanist. Dat spreekt me aan. Ik heb even overwogen om dit huis Ter Smisse te kopen, maar kon het niet betalen. Dan had ik er zeker een museum in gemaakt.”

Jij wil je boeken ook toegankelijk maken. In een interview met De Volkskrant vertel je dat je je bij het schrijven altijd afvraagt of je moeder het had kunnen lezen. Zij had alleen de lagere school gedaan. Weet je hoe jouw ouders tegen jouw schoolloopbaan aankeken? 
“Wij gingen thuis allemaal naar de Mulo en ik ben gered door de Mammoetwet van minister Jo Cals. Daardoor kreeg ik de kans om na de Mulo naar de Havo te gaan. Daar trof ik docenten die mij heel erg stimuleerden. Mijn ouders volgden dit met instemming: ‘Ja, laat hem maar doen’. Ze hadden gewoon vertrouwen in me. Dat is wel goed voor kinderen, om te voelen dat mensen je vertrouwen. Maar ze snapten het vaak niet. Toen ik in Tilburg studeerde en in de weekenden thuis kwam, vroegen ze: ‘Wat doe je nou eigenlijk?’. Ze wisten wel dat ik leraar zou worden. Dat vonden ze goed.”

Wim, we staan hier bij het Hagelkruis. Waarom wilde je hier afspreken? 
“Omdat dit de oudste zichtbare plek van Aarle-Rixtel is. Op het kruis staat INRI, maar de laatste I is er vanaf gevallen. De J was vroeger onbekend, maar de I staat voor Jezus, de N is van Nazaremus, de R van Rex en betekent koning. Dus er staat Jezus van Nazareth, koning van de Joden. Dat vond ik altijd zo mooi, dat dat erop stond en zo is blijven staan. Het dateert uit de vijftiende eeuw, dus Arnout heeft het ook gekend. Het is ooit gejat, maar gelukkig teruggevonden. Ik heb goede herinneringen aan de tijd dat we hier speelden. Wij woonden aan de Lieshoutseweg, nummer 59, en de huisarts tegenover ons had een boomgaard. Daar voetbalden wij. Vaak liepen wij dan op dit pad, naar die bosjes toe. ‘Tussen het koren door’, zoals het lied ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld zo mooi bezingt. Daarom ben ik ook zo’n liefhebber van koren. Heel vaak zei mijn moeder over het Hagelkruis: ‘Dat staat er om de boeren en het gewas te beschermen tegen donder en bliksem’. Wij hadden daar respect voor. Nu we hier bij het kruis staan, kan ik meteen vertellen dat ik uit de kerk ben gestapt. Prins carnaval Gijs Vermeulen uit Reusel, mocht van de pastoor in 2010 geen communie doen omdat hij homoseksueel was. Toen dacht ik: ‘Nu hou ik ermee op’. Ik wilde me officieel laten uitschrijven en dat moet in de plaats waar je gedoopt bent. Dus dat heb ik hier gedaan, bij mijn broer in het kerkbestuur. Daarna kreeg ik een brief waarin stond dat ze het jammer vonden dat ik stopte, maar dat ze er alle begrip voor hadden.”

Aarle-Rixtel is jouw dorp. Jij bent nu 67. Ga je er ooit weer wonen? 
“Vroeger was ik niet per se bezig met wonen op een dorp. Dat komt nu meer en dat heeft te maken met zoeken naar rust. We hebben iets heel hoogs gekocht, in Eindhoven. Misschien dat we daar van de zomer intrekken, want het moet nog verbouwd worden. We kijken uit op Aarle-Rixtel. Als dat niet zo was geweest, dan had ik het niet gekocht”, lacht Wim.

Heb je meer met het verleden of met de toekomst?
“Terugkijken naar het verleden vind ik wel mooi, maar ik ben ook zwaar toekomstgericht. Aan vroeger zitten voor mij mooie dingen vast. Maar het is ook gebeurd dat ik, na het schrijven van het boek ‘Het Dorp’, gebeld werd door iemand die begon te huilen omdat die echt heel nare ervaringen met dit dorp had. En dan kan ik het me ook goed voorstellen dat je hier niet gaat staan en praat over hoe mooi het koren is of het zandpad. Zij was blij dat ze het dorp uit was, natuurlijk. Dus die kant heb je ook en die moet je niet negeren. Maar voor mezelf ligt het anders.”

Wim, je bent ereburger van Laarbeek. Stel je mocht zelf iemand nomineren. Wie zou je voordragen?
“Dan schiet me allereerst Henk van Beek binnen. Hij heeft veel meer voor het dorp gedaan dan ik. Ik hemel Aarle-Rixtel zo vaak mogelijk op in de media, maar ik moet het niet overdrijven, vind ik zelf.

Wat doe je als ereburger?
“De burgemeester doet vrij vaak een beroep op mij. Dat vind ik wel prettig. Ik vind het een geweldige burgemeester en we doen geregeld dingen samen, bijvoorbeeld jubilarissen toespreken of een voordracht houden.

Toen je ereburger van Laarbeek werd, kreeg je een oorkonde en een speld. Die heb je opgedragen aan je broer Wim. Wil je daar iets over vertellen? 
“Het is een merkwaardig gevoel voor een broer die je nooit gekend hebt en van wie je in feite wel de naam hebt gekregen. Voor mij betekent het toch altijd een speciale band en dan alleen in positieve zin. Bijzonder dat ik hem nooit gekend heb. Hij had het syndroom van Down.”

Hoe is het om een BN’er te zijn?
“Het maakt mij niet uit. Ik blijf toch praatjes maken met mensen. Wat het meest gebeurt, is dat mensen zeggen: ‘Verdomd, ik ken jou en dan weten ze niet waarvan. Denken ze dat we in dezelfde straat wonen, maar blijkt het van de televisie te zijn.”

Heb je ook wel dagen dat je geen zin hebt om te schrijven?
“Ik heb wel eens een dag dat ik behoefte heb om mijn zinnen te verzetten. Maar het is eigenlijk allemaal hobby wat ik doe: theater, boeken en televisie. Nu ben ik bezig met het schrijven van de Dikke Daniëls met een knipoog naar de Dikke van Dale. Over de belangrijkste onderwerpen van de taal. Nu schrijf ik over de ruwe taal die je bijvoorbeeld op twitter tegenkomt. Ik zie mezelf nog heel lang actief bezig en heb nog heel veel dingen te doen, hè?”

Afbeelding