Afbeelding
Foto:

Angel Bernárdez, destijds een vreemdeling in Nederland

Human Interest

Beek en Donk - In een tijd, dat we als land en ook als Laarbeek te maken krijgen met vluchtelingen, is het goed te beseffen dat mensen sinds jaar en dag voor van alles en nog naar het buitenland vertrekken. In de jaren 1960 kwamen Spaanse mensen naar Nederland om hier te werken. We noemden ze gastarbeiders, want zij kwamen het werk doen, waar wij geen mensen voor hadden. Dit is het verhaal van Angel Bernárdez, die in principe voor een paar jaar naar Nederland zou komen, maar hier bleef voor de liefde. Een liefde die inmiddels al 51 jaar stand heeft gehouden!

Even geld verdienen en dan weer snel terug
Het is 1964 als de 18-jarige Angel Bernárdez, bijgenaamd Lito, voet op Nederlandse bodem zet. Vanuit het dorpje Justanes, in de destijds arme Spaanse provincie Galicië is hij zoals zoveel jongeren uit de dorpen vertrokken om werk te zoeken in het buitenland. “Wat wij in ons dorp met werken verdienden, konden we meteen in de winkel weer uitgeven aan eten, zodat er geen centjes overbleven”, legt Lito uit. Hij maakt in die tijd in Spanje stenen. De stenen werden daar niet gebakken, maar gekapt uit rotsblokken. De breedte van die stenen was altijd 21 cm, maar de hoogte en de lengte werden bepaald door het formaat van het rotsblok. “Op een keer was het zo ontzettend heet, dat één van mijn maten zei, dat hij werk ging zoeken in het buitenland”. Angel gaat mee en wil oorspronkelijk naar Duitsland, waar ook zijn broer werk vond. Er ontstaan echter problemen met de douane en Lito blijft in Nederland steken. Annie, de vrouw van Lito vult aan, dat de komst van de Galiciërs naar Nederland in feite illegaal was. Het waren eigenlijk economische vluchtelingen. “We zagen in de stad, dat er werkvolk gevraagd werd in Nederland en toen zijn we met een taxi naar hier gekomen”, vult Lito aan. De bedoeling is op dat moment om ongeveer 2 jaar te blijven, geld te sparen en terug te gaan naar Spanje, maar als Annie ‘in beeld’ komt, veranderen de plannen.

Werken in Nederland
Het leven in Nederland is heel anders dan in Spanje. Kennis van de Nederlandse valuta was niet aanwezig, dus: “Wij hielden bij gebrek aan een portemonnee het geld in de broekzak, pakten daar een handvol uit, en toonden dat aan de kassajuffrouw. Dat is nooit fout gegaan, er werd altijd afgehouden, wat er betaald moest worden, nooit méér.” Annie legt uit, dat ze veel bewondering heeft voor de manier waarop de Spanjaarden hier werden opgevangen en snelheid waarmee ze integreerden. “Onze dochter werkt in een kapperszaak en die kreeg een gevluchte jongeman uit Oekraïne van 17 jaar in de zaak. Die man kende heel goed Engels, maar dat was bij de gastarbeiders destijds niet het geval. Alles moest met gebarentaal”. De eerste woorden die de Spanjaarden kenden waren ’kouw voetu’ en ‘nondeju’ is er eens verteld door een werknemer van Van Thiels Draadindustrie. Angel komt echter terecht bij PFG van Thiel in Beek en Donk en maakt daar bouten. Over zijn verdiensten is hij goed tevreden. Hij krijgt net zoveel betaald als de Nederlandse werknemers en daarbovenop nog allerlei faciliteiten omdat hij ver van huis werkte. Zo wordt de retourreis naar Spanje elk jaar betaald en mogen zij een vakantie van 6 weken opnemen.

Wonen in Nederland
Hij is in die tijd ‘in de kost’ geweest bij de familie Engels, niet ver van de plaats, waar Lito en Annie nu wonen. Ton Engels, één van de kinderen is met Lito opgegroeid en later huisarts geworden in Aarle-Rixtel. Over de opvang in Nederland is er alleen maar lof. “Ik was gewoon één van de jongelui. Vaak was ik bij de familie Engels, maar ook vaak bij de familie Heesakkers, een eindje verderop, want daar woonde Annie. Als moeder Engels eens een keer geen zin had in koken kreeg ik, net als de andere kinderen geld voor een frietje”, lacht Lito. Op de vraag wat de verschillen in die tijd zijn met Spanje, legt hij uit, dat Spanje 20 jaar achterliep op Nederland. Een voorbeeld: “Een wc bestond niet in ons dorp. Je liep gewoon de mais in. Later had mijn vader een wc-pot geregeld. Die werd op een plank gezet met een gat erin en dat was onze eerste luxe wc! Douchen gebeurde niet in Spanje, maar hier had je een badhuis, waar iedereen, die thuis of in het kosthuis geen douche had, gebruik van kon maken”. Aan de Trentstraat in Donk bestaat in die tijd het Casa Trenta (huis op de Trent). Daar wonen veel Spaanse gastarbeiders. Het is ook een centrum voor de Spanjaarden om een beetje van thuis te ervaren en Spaans te praten met elkaar. Sommigen krijgen in die tijd Nederlandse les. “Ik niet, want ik werkte tussen de Hollanders, dus ik leerde het gauw genoeg”, legt Lito uit.”Lito spreekt en verstaat het Nederlands nu prima en zelfs het Beek en Donks gaat hem goed af”, lacht Annie. De leider van de werkploeg, waar Angel te werk wordt gesteld is in handen van Frans Heesakkers, de vader van Annie. Dat heeft maar een paar weken geduurd, want Frans stierf plotseling, maar Angel is vol lof over de manier waarop hij op de fabriek werd ingewerkt. Die paar weken hadden op de jonge Angel veel indruk gemaakt en bij het afscheid van vader Frans leren Annie en Angel elkaar beter kennen. Dat is goed gelukt, want al 51 jaar zijn ze nog steeds bij elkaar met Spaanse en vooral veel Hollandse vrienden.

Folklore
Er zijn weinig dingen op gebied van eten en gewoontes, die Angel mist. Het slachten van twee varkens bij elk gezin rond de kersttijd was normaal. Aan het verwerken en eten van varkensvlees denkt Angel met weemoed terug. Voor de rest heeft hij zich aangepast aan ons boerenkool-met-worst-etende volkje. In Helmond was een club mensen uit Galicië die zich ‘de Potten van Galicië’ noemde. Deze groep bespeelde Potten, een soort doedelzakken. Veel van die spelers werden door Lito opgeleid. Doedelzakspelers zijn dus echt niet alleen in Schotland te vinden. Rond deze groep doedelzakspelers formeerde zich een aantal dansers, die de folklore van Galicië hooghielden in de regio. Helaas bestaan deze groepen op het moment niet meer. Lito maakte in Nederland veel meer mee, dan vroeger in Spanje. “Ik was nog nooit in de stad geweest, terwijl de grote stad Pontevedra maar 16 km ver was”.

Vertrouwen
Af en toe ging Angel terug naar zijn geboorteplaats. Daar bleef hij dan een aantal weken. “Daar was ik dan de rijkste man van de wereld, vooral toen ik na een paar jaar met een auto kwam. Ik moest iedereen meteen overal heen brengen, ik was de taxichauffeur van Justanes, maar niks beuren hè”. De introductie van Annie in Spanje verliep niet erg formeel. “Ik had ze gewoon meegenomen en mijn ouders dachten in eerste instantie, dat het een plukmeisje was voor de oogst, maar toen ik alles had uitgelegd werd ze met open armen ontvangen”. Andersom was Angel welkom bij de moeder van Annie. Vader Frans was al dood, maar die had Lito in de paar weken, dat hij begon met werken leren kennen als een goede man. “De moeder van Annie heb ik in de laatste maanden voor haar dood verzorgd. Dat betekent, dat ze me vertrouwde”, legt Lito uit.

Oorlog
Op de vraag of hij nog eens zou emigreren, antwoordt Lito, dat hij dat zeker zou doen. De arbeidsplaatsen zijn hier veel zekerder. Als je in Spanje niet meer nodig bent, sta je meteen op straat. Contracten worden heel snel ontbonden en je baanzekerheid is miniem. Op dit moment komen er steeds meer mensen uit Oekraïne hierheen. Volgens Annie en Lito zijn dat vaak mensen, die het kunnen betalen, want dat kun je zien aan de kleding en hun achtergrond. “Maar”, zeggen Annie en Lito, “We hopen, dat het weer snel afgelopen is met die oorlog, want het is heel erg dat je je thuis om die vreselijke reden moet achterlaten”.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding